Gemeenschappelijk gebruik van waarnemingsgegevens

De drie regio’s hebben elk hun specifieke rapportagemethoden voor de luchtkwaliteit waardoor burgers in grensregio’s soms dubbelzinnige informatie krijgen. Vooral wanneer de ene regio wel en de andere niet waarschuwt voor piekpollutie is dit verwarrend. Deze module wil gegevens van luchtkwaliteitsmeetstations in het gebied Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen bundelen en overeenstemmen.

Concreet omvat de module drie acties:

Inventarisatie van emissies

Op dit moment worden de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen per sector en per jaar gemeten of berekend en in een inventaris beschreven. Deze inventarissen kunnen gebruikt worden om luchtkwaliteitskaarten op te maken. Ook elk meetstation heeft een inventaris die opgesteld, opgeslagen en verdeeld wordt met verschillende methoden naargelang de regio. Om een homogene en samenhangende gegevensbank te produceren, is het noodzakelijk om:

      • de lijst van geïnventariseerde verontreinigende stoffen, de beschikbare jaren en de perimeters van elk register te definiëren;
      • de ruimtelijke resultaten van de registers te vergelijken;
      • de geconstateerde verschillen te bespreken;
      • kruiscontroles uit te voeren van de gebruikte methoden en invoergegevens;
      • de beste methode te kiezen in het licht van de beschikbare gegevens;
      • de belangrijkste sectoren te selecteren waarvoor gegevens moeten worden verzameld.

Om deze gegevensbank aan te passen aan een grensoverschrijdend voorspellingsmodel voor de luchtkwaliteit, is het noodzakelijk om:

      • de methode, de beschikbare instrumenten en de te gebruiken tijdsprofielen uit te wisselen;
      • vervuilende emissies te verdelen over een ruimtelijk en tijdelijk raster dat is aangepast aan het model;
      • de in de databank opgeslagen waarden aan te passen aan het juiste numerieke formaat.
Ontwikkeling en validatie van aanvullende meet- en karakteriseringsinstrumenten
Er zijn verschillende methoden om de luchtkwaliteit te meten:

      • monitoringstations
        Deze cabines zijn ingericht met apparatuur die de concentraties van verontreinigende stoffen in de lucht continu en direct meten. Vaste stations, die over het algemeen op openbare plaatsen staan, hebben een specifieke monitoringdoelstelling (stedelijk, randstedelijk, nabij auto’s, nabij industrie, platteland). Afhankelijk van hun typologie zijn deze stations verschillend uitgerust. Het meetsysteem is heel goed maar duur.
        Naast de continue luchtkwaliteitsmeting zijn er mobiele stations voor eenmalige studies.
        De resultaten worden vergeleken met emissie-inventarissen en meteorologische gegevens om kaarten voor luchtkwaliteitsmodellen te ontwikkelen.
        Vlaanderen heeft 75 vaste stations, Hauts-de-France 53 en Wallonië 24.

        Lille-Leeds station ©AtmoHdF

      • passieve buisjes
        Deze zijn betrouwbaar en eenvoudig te gebruiken en kunnen goedkoop grote zones dekken. Omdat het aantal metingen toeneemt is het een nuttig instrument om modelleringskaarten te valideren. Voor het TransfAIR-project wordt stikstofdioxide (NO2) in de winter en de zomer op 200 meetpunten (100 in Frankrijk en 100 in België) gemeten via buiscampagnes.

        Passieve buis ©AtmoHdF

      • ministations
        Deze zijn gemakkelijk uit te rollen in het veld, kleinschalig en goedkoop. De resultaten zijn minder zeker dan de meetstations van het netwerk maar toch zijn ze heel nuttig om verschillende parameters rond luchtkwaliteit te meten. De doelparameters van het TransfAIR-project zijn fijnstof (PM2.5), stikstofdioxide (NO2), ozon (O3) en Black Carbon (ook zwarte koolstof genoemd). Na beoordeling van de prestaties in het laboratorium en in het veld worden de geselecteerde toestellen ingezet in de 3 gebieden ter aanvulling van het observatienetwerk.

        Ministations ©AtmoHdF

      • biomonitoring
        Het project onderzoekt hoe haalbaar het is om concentratiemonitoring van polycyclische aromatische koolwaterstof (PAK’s) in de lucht te ontwikkelen en valideren via een methode op basis van planten.

        Biomonitoring @ISSeP

Modellering en voorspelling van de luchtkwaliteit

Er zijn ook modelleringsinstrumenten beschikbaar om de concentraties van luchtverontreinigende stoffen te beoordelen door de emissiegegevens, metingen en meteorologische gegevens te combineren. Met behulp van modellen kunnen deze beoordelingen in kaart worden gebracht en kan de luchtkwaliteit worden voorspeld. Ook hier bestaan verschillen in aanpak en uitkomst tussen Wallonië, Vlaanderen en Haut-de-France.
In het kader van het TransfAIR-project worden volgende stappen gezet:

      • De verschillende luchtkwaliteitsmodellen vergelijken die in de regio’s worden gebruikt: voorspellings- en evaluatiemodellen. Op basis van de SWOT-analyse worden deze modellen over de regio’s heen geharmoniseerd.
      • Een voorspellingsketen op uurbasis ontwikkelen voor het hele projectgebied aan de hand van de best beschikbare inventarissen.
      • De voorspelling van vervuilingsepisodes met fijnstof in het studiegebied vergelijken:
        • De beschikbare gegevens van fijnstof integreren om de fijnstofvoorspelling aan te passen, door post-processing van de modelleringsketen of door ze te integreren in de voorspellingsberekening;
        • Corrigeren van simulaties met gegevens van telemetriestations in elke regio;
        • Eventueel gegevens van de te implementeren ministations opnemen in de voorspellingsberekening.
      • De voorspelling van de vorming van secundair fijnstof verbeteren door de integratie van nieuwe gegevensbronnen (bv. satellietgegevens (ammoniak – NH3) of de Europese instrumenten CAMS en Copernicus, analysatoren …). Voorspellingen worden gedaan op minimaal J, J+1, J+2, idealiter tot J+5, met de best beschikbare ruimtelijke resolutie.

        Voorspelling van de daggemiddelde PM10-concentratie van de volgende dag via het AtmoHdF-systeem

        Voorspelling van de daggemiddelde PM10-concentratie van de volgende dag via het IRCEL-CELINE-systeem

Gedeelde informatie- en communicatiemiddelen

Momenteel wordt de beschikbare informatie over de luchtkwaliteit alleen op nationaal of regionaal niveau gepubliceerd en verspreid. Er is dus geen gemeenschappelijke of vergelijkbare informatie beschikbaar op het niveau van de drie regio’s: Vlaanderen, Hauts-de-France en Wallonië. Het ontbreken van een informatie- of alarmdrempel op Europees niveau voor bepaalde verontreinigende stoffen (bv. fijnstof), zorgt dat ook de aanpak van periodes met verhoogde vervuiling verschilt. Dezelfde luchtkwaliteit kan leiden tot bindende maatregelen in het ene land terwijl een ander land geen enkele waarschuwing voorziet. Deze discrepanties, die vaak worden benadrukt in de media, leiden tot misverstanden en verwarring. Wanneer de bevolking zich wil informeren, zoekt ze vaak op minder-wetenschappelijk onderbouwde privésites i.p.v. officiële referentiesites (AtmoHDF, CELINE, VMM, AwAC/ISSeP).
Het doel van deze module is om de presentatie en de verspreiding van informatie te harmoniseren op grensoverschrijdend niveau, zowel in normale als in piekvervuilingssituaties. Op basis van de gegevens uit de resultaten van module 3 worden gemeenschappelijke communicatie-instrumenten ontwikkeld om de burgers van de drie regio’s te informeren over de huidige en verwachte luchtkwaliteit. De deskundigen uit de drie regio’s kunnen elkaar tijdens episodes van verhoogde vervuiling ook contacteren en overleggen. Concreet omvat de module drie acties.

Inventarisatie van praktijken en instrumenten

De Europese richtlijn 2008/50 eist dat de evolutie van de luchtkwaliteit onder het publiek wordt verspreid en ten minste dagelijks wordt bijgewerkt. Deze communicatie moet ook worden aangepast aan de doelgroepen (overheidsvertegenwoordigers, economische en gezondheidsactoren/SMOG-planactoren/burgers) en/of het bereikte verontreinigingsniveau. Het doel van dit onderdeel van het TransfAIR-project is om de balans op te maken van:

  • de gebruikte communicatiemiddelen
  • het soort informatie dat wordt verspreid
  • het beleid voor de verspreiding van gegevens in normale en afwijkende situaties.

Op basis van dit werk stellen alle projectpartners een beleid voor de verspreiding van gegevens vast om te zorgen voor geharmoniseerde communicatie en om de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie te verbeteren bij normale en abnormale situaties. Het beleid zal voldoen aan de Europese GDPR- en Inspire-richtlijnen.

Het opzetten en structureren van een platform voor grensoverschrijdende informatie-uitwisseling

We concretiseren de infrastructuur die alle verzamelde gegevens over de luchtkwaliteit moet herbergen in het bestudeerde grensoverschrijdende geografische gebied (Hauts-de-France, Wallonië, Vlaanderen). Er wordt een databank opgezet voor het studiegebied.

Ontwikkeling van verspreidingswijzen onder het publiek

Door de praktijken en de informatie- en communicatiemiddelen te inventariseren kunnen we ze vergelijken en toetsen aan de verwachtingen van de gebieden.

Zo kunnen:

  • de voornaamste informatiemedia gekozen worden;
  • de noodzakelijke partnerschappen geïdentificeerd worden;
  • de media samen met deze partners ontwikkeld worden.

Communiceren om de burgers beter te informeren, te betrekken en te motiveren

Met deze module willen we de burgers van het projectgebied betrekken bij het meten van de luchtkwaliteit, hen helpen om te begrijpen aan welke verontreinigende stoffen ze zijn blootgesteld en hoe ze kunnen meewerken aan een betere luchtkwaliteit.

Een motiverende communicatie is hierbij heel belangrijk. Studies tonen aan dat deskundigheid (wetenschappelijk, medisch, juridisch …) alleen niet genoeg is om iemand te overtuigen om zijn of haar gedrag te veranderen: “Of er een mentaliteitsverandering wordt bereikt, hangt af van de mate van betrokkenheid van de deelnemers.” Het publiek wordt pas overtuigd om actie te ondernemen voor een betere luchtkwaliteit als het een centrale rol kan spelen bij het project. Deze module wil het publiek betrekken door hen actief in het project te laten deelnemen.

In module 4 “Ontwikkeling van gemeenschappelijke informatie- en communicatiemiddelen” worden instrumenten voor samenwerking met de burger opgezet. De projectpartners nodigen de inwoners uit om informatie te delen (rapportering van atmosferische verschijnselen) en om meetgegevens aan te vullen. Zo kunnen atypische atmosferische fenomenen (bv. pollen, geuroverlast, rook …) gemeld worden. Iedereen kan deze instrumenten gebruiken om meldingen te doen of om informatie op te zoeken. Zo speelt de burger een centrale rol bij de waarneming en het aanleveren van gegevens, kan hij zich beter informeren en wordt hij op een eenvoudige manier betrokken om zelf de luchtkwaliteit te verbeteren. Iedereen verzamelt informatie (experts, partners, inwoners …) en deze informatie is er voor iedereen beschikbaar. De projectpartners worden ondersteund bij het mobiliseren en betrekken van diverse doelgroepen om zo tot een blijvende gedragswijziging te komen. De sensibiliseringsacties voor het project kunnen in samenwerking met lokale steunpunten gebeuren (collectiviteiten, verenigingen, scholen, universiteiten …).

Deze module omvat drie activiteiten:

De oprichting en coördinatie van een burgermeetnetwerk voor luchtkwaliteit
  • Presentatie van het burgermeetnetwerk en werving van vrijwilligers.
  • Bekendmaking van het project en publiek uitnodigen om deel te nemen.
  • Selectie van de kandidaten.
  • Burgerwetenschappers begeleiden.
  • De resultaten bundelen en presenteren.
Het ontwikkelen van een toepassing voor de melding van atypische atmosferische fenomenen door de burgers

We vragen de burger om atypische atmosferische fenomenen te melden. Iedereen kan dus observaties over pollen, geurhinder, rook of andere verschijnselen doorgeven. Zo worden andere inwoners geïnformeerd over ongewone fenomenen. De applicatie wordt ontwikkeld en getest met het gebied bestaande uit 3 zones in de Eurometropool Lille-Kortrijk-Doornik.
Het experiment kan later op grotere schaal worden uitgebreid. De vrijwilligers worden aangeworven via de bestaande netwerken van de partners. Om de burgers aan te moedigen om deel te nemen en op de lange termijn te mobiliseren, worden bepaalde uitdaging gecommuniceerd. Daarin wordt het nut van de waarnemingen in de verf gezet en de betrokkenheid vergroot.
Deze actie kan in het gebied Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen gecommuniceerd worden via de websites van de projectpartners, hun sociale netwerken en hun perscontacten. We verzamelen feedback om de motivatie van de gebruikers van deze toepassingen te evalueren, de nodige aanpassingen te doen en na te gaan in hoeverre deze actie op grotere schaal kan worden ontplooid.

Motivatie voor een blijvende gedragswijziging
Het is de bedoeling om de inzet voor een betere luchtkwaliteit verder te zetten en nieuwe gewoontes aan te moedigen bij de burgers (mobiliteit, type verwarming, binnen- en buitenactiviteiten …)
De resultaten van acties om de burgers te betrekken worden motiverend en positief gecommuniceerd. Dat gaat zowel over de waarneming van de luchtkwaliteit (microsensoren en rapporten) als over het aannemen van goede gewoontes (carpoolen, fietsen …).
Studies tonen aan dat virtuele spelletjes het leerproces van nieuw gedrag en overtuiging via speelse probleemoplossing kunnen faciliteren. Daarom integreert het TransfAir-project een “serious game”.